Een indringer in je woning. Je denkt er liever niet over na. Toch is het voor meer dan 65 huishoudens in Nederland dagelijkse realiteit. Veel slachtoffers van inbraken komen uiteindelijk in contact met Stichting Slachtofferhulp Nederland. Hier vinden ze niet alleen emotionele steun, maar ook praktische hulp. Een ervaren vrijwilliger van de stichting deelt zijn ervaringen en kennis.
Doe je aangifte van een inbraak? Dan vraagt de politie standaard of je gegevens naar Slachtofferhulp Nederland doorgestuurd mogen worden. Die stichting ondersteunt slachtoffers van emotionele gebeurtenissen zoals overvallen, misbruik, mishandeling en insluiping. Eerst wordt bepaald wat je precies nodig hebt; emotionele of juridische ondersteuning, praktische bijstand of een combinatie ervan. Vervolgens koppelt de stichting 1 of meerdere personen aan de zaak. Zoals Rob, die er na zijn pensioen als vrijwilliger aan de slag ging.
Het is inmiddels 12,5 jaar geleden dat Rob zijn training voor Slachtofferhulp Nederland afrondde. In het trainingscentrum van de stichting kreeg hij onder meer scholing op het gebied van rouw, verlies, inbraakveiligheid en schadeafhandeling. Sindsdien hielp hij meer dan 1.300 cliënten, zo heeft hij bijgehouden. ‘In het verleden werkte ik 15 jaar voor de Rotterdamse politie. Dat was nog voordat de stichting bestond. Na een impactvolle gebeurtenis schakelden wij soms een huisarts in om iemand bij te staan, maar daar hield het voor ons op. Ik belde mensen achteraf nog wel eens. Om even te horen hoe het inmiddels met ze ging. Maar nu kan ik juist volledig bij die nasleep helpen. Het geeft voldoening als iemand die iets heftigs heeft meegemaakt zegt: ‘ik ben blij dat jullie er zijn’. De aanleiding is nooit leuk, maar het werk zelf is prachtig. En nodig. Dat ervaar ik dagelijks’.
Onder die honderden cliënten zijn ook de nodige slachtoffers van inbraak, zo vertelt Rob. Een groep voor wie de nasleep door de buitenwereld soms wellicht wat wordt onderschat. ‘Een inbraak klinkt misschien minder heftig dan een overval of mishandeling. Maar de slachtoffers van dit specifieke feit hebben vaak dezelfde klachten als ieder ander. Schrik, verdriet, huilbuien, geen trek in eten, lusteloosheid, concentratieproblemen; we horen het allemaal. De intensiteit ervan is hoogstens een beetje anders.’ Naar dat rijtje reacties informeren werkt vaak geruststellend, zo weet hij. ‘Slachtoffers krijgen daarmee in de gaten dat ze wat dat betreft niet anders of bijzonder zijn. Dit idee alleen al doet een hoop.’ En dat is welkom. ‘Na een overlijden is er vaak alle ruimte voor nabestaanden om op te krabbelen. Met slachtoffers van inbraak heeft de maatschappij over het algemeen wat minder geduld. Terwijl hun veiligheidsgevoel ze is ontvallen. Dus in zekere zin zijn zij ook gewoon in de rouw.’
Er zijn dus veel ‘algemene’ reacties op heftige gebeurtenissen. Toch zijn er ook een aantal zaken inbraakspecifiek. ‘Wat we bijvoorbeeld vaak horen, is dat mensen na een bezoek van een insluiper als een dolle hun huis en meubels gaan poetsen. En ook blijven poetsen. Omdat ze het zo’n vies idee vinden dat een vreemde in hun kasten heeft gezeten.’ Ook verhuizingen als gevolg van een inbraak zijn niet ongebruikelijk, zo bevestigt Rob. ‘Bij iedere stap die je in je woning zet, word je er immers aan herinnerd.’ Toch is veranderen van woning meestal geen oplossing, zo voegt hij toe. ‘Je rugzak wordt er misschien iets lichter van, maar je veiligheidsgevoel is daar niet opeens mee terug.’
Vooral het idee dat er iemand in hun veilige omgeving is binnengedrongen, komt heftig bij slachtoffers binnen, vertelt de vrijwilliger. ‘Ooit nam ik als politieman een aangifte op van iemand bij wie onder meer de portemonnee meegenomen was. Die zat in de zak van zijn pantalon, die ’s nachts over de stoel naast zijn bed lag. De inbreker heeft dus letterlijk náást hem gestaan terwijl hij sliep.’ De ontregeling als gevolg van zo’n constatering is dan ook groot, zo stelt hij. ‘Ieder ‘gek’ geluidje waar je normaal gesproken doorheen sliep, hoor je dan. De kraak in de trap. De centrale verwarming die tikt. Een tak die ergens tegenaan komt. Opeens is álles verdacht. Dat is bijna niet te doen.’
Toch zijn het niet alleen de inbraken bij aanwezigheid in huis die flinke sporen nalaten, zo geeft Rob aan. Ook wanneer inbrekers tijdens afwezigheid van de bewoners in kwestie toeslaan, kunnen de gevolgen behoorlijk heftig zijn. ‘Ik moest op een gegeven moment naar een wat oudere dame toe – ergens in de 80 en alleenstaand – die bij terugkomst van een heerlijke vakantie een ontzettende chaos aantrof. Er waren braaksporen, álles was overhoop gehaald en er lag ‘viezigheid’.’ Dat laatste is overigens een bekend fenomeen, zo vertelt hij. Inbrekers laten weleens ontlasting achter in de woning waar ze inbreken. ‘Dat versterkt het vieze gevoel bij de bewoners alleen maar. En maakt de neiging tot schoonmaken nog groter.'
Terug naar de 80-jarige dame. Het huis waarin zij zich altijd volkomen veilig en fijn voelde, was opeens haar thuis niet meer, zo vertelt Rob. ‘Een jaar of 2 later overleed ze. Terwijl ze zonder die inbraak waarschijnlijk nog heel lang haar rustige leventje had kunnen leven. Die gebeurtenis had een dusdanige impact op haar fysieke en psychische gestel dat we niet uit kunnen sluiten dat ze daardoor eerder overleden is. Als oudere ben je natuurlijk een stuk kwetsbaarder. Als je dan ergens zó van onder de indruk bent dat je eten niet meer smaakt, je niet meer kunt slapen, noem maar op, dan kan het best snel gaan.’
In 2022 kwamen er ongeveer 12.000 inbraak-dossiers bij de stichting Slachtofferhulp Nederland binnen. Die zaken werden vervolgens onder zo’n 520 betaalde medewerkers en 750 vrijwilligers verdeeld. ‘Wij begeleiden slachtoffers gemiddeld 6 weken. Maar er zijn ook cliënten die ik al 8 maanden lang bezoek.’ En dan dus niet alleen met ‘een schouder en een zakdoek’, zoals Rob het zelf noemt. ‘Mensen zeggen snel: slachtofferhulp heb ik niet nodig, want er is niets met me aan de hand. Los van het gegeven dat die kans klein is, zijn we breed getraind en bieden we hulp bij véél meer dan alleen emoties. We helpen ook met het contact met verzekeraars, juridische ondersteuning en dat soort zaken.’
Om voor de stichting aan de slag te mogen, volgde hij niet alleen het speciaal daarvoor ontwikkelde trainingsprogramma. Hij moest ook aantonen aan bepaalde eisen te voldoen. ‘Je moet empathisch zijn, maar bijvoorbeeld ook een behoorlijk incasseringsvermogen hebben. Het is namelijk nogal wat, wat de mensen die wij begeleiden hebben meegemaakt. Wat je dag in dag uit dus ook allemaal te horen krijgt.’ Of zijn werkzaamheden ook impact hebben op zijn privéleven? ‘Ik ga nooit met een knoop in mijn maag naar huis. In al die jaren heb ik maar 1 keer meegehuild. Ik denk dat ervaren worden in dit werk in de kern natuurlijk heel vervelend is, maar dus wel helpt.’ Zijn manier van ermee omgaan? ‘Ik schrijf gedichten. Soms zelfs speciaal voor mijn cliënten, over wat ze overkomen is. Die overhandig ik ze altijd op een zeker moment in het proces. Iets dat ze hopelijk nog wat extra helpt. En ik schrijf het zo ook meteen van me af. Een deel van deze schrijfsels bracht ik 2 jaar geleden in een gedichtenbundel samen.’
Wat Rob geleerd heeft van zijn werk voor de stichting? Dat het niet altijd maar een ander is die iets overkomt, zo geeft hij aan. ‘Op zich een normale gedachte, maar ook jijzelf kunt op een gegeven moment aan de beurt zijn. Dus maatregelen nemen is van belang.’ Dingen die hij zelf doet om inbrekers te weren? ‘Ik ben vaak weg, dus ik maak áltijd gebruik van elektronische tijdschakelaars. Zo ziet mijn huis er steeds bewoond uit. Ik heb goede sloten. En ik zorg dat inbrekers niet gemakkelijk kunnen opklimmen, via containers bijvoorbeeld.’
Ook draait hij zonder uitzondering de deur op het nachtslot. ‘Zelfs als ik boodschappen ga doen.’ Vroeger deed hij dat nooit, vertelt hij. ‘Maar ik heb verhalen gehoord; iemand die in de achtertuin tuinierde met de voordeur op een kier en bij wie toen binnen van alles is meegenomen. Ik ben nog uit de tijd van het touwtje uit de brievenbus. En van de gemeenschappelijke loper, waarmee je alle voordeuren in de straat opende die niet op het nachtslot waren gedraaid. Maar binnen 1 mensenleven kun je wat dat betreft dus blijkbaar compléét veranderen. Zelfs mijn fiets laat ik tegenwoordig nooit meer van het slot. Ook niet in de garage.'
Die tips die hij zelf naleeft, die behandelt hij ook vaak met zijn cliënten. En hij wil ze graag aan iederéén meegeven. ‘Ik zou altijd adviseren: maak eens een ronde om je huis en verplaats je in een inbreker. Want waarom is dat afgelegen hoekje ’s avonds zo donker? Waarom staat die ladder daar? Zeker met het oog op de vakantieperiode erg van belang.’ Bespreek daarnaast de inbraakveiligheid van jouw woning met je kinderen, aldus Rob. ‘Want als mij 1 ding duidelijk is geworden tijdens mijn werk: de emotionele gevolgen van een inbraak slijten wel, maar weg gaan ze nooit helemaal. Je kunt ze dus maar beter voorkomen.’